+31(0)70-205 73 90
·
info@summitadvocaten.nl
·Ma - Zo 24/7
Direct contact

De strafbaarheid van de ‘dickpic’

Blog door: Nina Vegelien


Onderzoek van het WODC wijst uit dat in 2020 ruim 20% van de Nederlandse vrouwen tussen de 18 en 24 jaar een naaktfoto of -filmpje tegen de wil toegestuurd kreeg. Voor meisjes van 16 en 17 jaar lag dit percentage zelfs op 26%. [1] Recentelijk bleek bovendien dat dergelijke vormen van exhibitionisme niet voorbehouden zijn aan de nono’s van deze wereld, toen bekend werd dat ook een technisch directeur van een grote voetbalclub en een bekende bandleider ‘dickpics’ naar nietsvermoedende vrouwen zouden hebben gezonden. Het versturen van een foto van je geslacht – door strafrechtadvocaat Job Knoester treffend gekenschetst als “digitaal potloodventen” – lijkt dus aan de orde van de dag, maar is het ook strafbaar? [2]

Dat kán het zijn, voor zover daarmee de delictsomschrijving van artikel 240 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt vervuld. Artikel 240 lid 2 Sr stelt strafbaar het toezenden van een afbeelding, anders dan op iemands verzoek, waarvan men weet of moet vermoeden dat deze aanstotelijk is voor de eerbaarheid. Nu een kiekje van een ontbloot geslachtsdeel vrijwel altijd aan te merken is als aanstotelijk voor de eerbaarheid, komt het er bij de vraag naar strafbaarheid op aan of de ‘dickpic’ in kwestie gevraagd of gewenst was. Met een ‘dickpic’ die op verzoek of anderszins met toestemming is toegestuurd wordt de strafwet dus niet overtreden. Geliefden die wat spanning aan hun leven wensen toe te voegen door geheel consensueel over en weer intieme foto’s te sturen hoeven dan ook niet te vrezen voor strafrechtelijke interventie. Daarentegen komen de vermeende praktijken van de al eerder aangehaalde technisch directeur en bandleider wel in aanmerking voor vervolging ter zake van artikel 240 lid 2 Sr, nu de betrokken vrouwen hebben aangegeven dat de ‘dickpics’ hen uit het niets zijn toegestuurd en ze daar allerminst van gecharmeerd waren.

Hier dringt de vergelijking met de daadwerkelijke, ouderwetse potloodventer zich op: stereotypisch de figuur die onder een brug zijn regenjas openzwaait naar een ieder die het genoegen heeft hem te passeren. De strafwaardigheid van diens gedrag is – evenals bij de ‘dickpic’ – gelegen in de ongewilde en onverhoedse confrontatie met een wapperend geslachtsdeel, hetgeen schennis van de eerbaarheid in de zin van art. 239 Sr oplevert. Hoewel de wijze waarop de wederpartij met het geslacht wordt geconfronteerd verschilt – fysiek versus op een foto -, is de essentie bij beide delicten dus hetzelfde.

Wie zich schuldig maakt aan overtreding van artikel 240 lid 2 Sr riskeert ten hoogste een gevangenisstraf van twee maanden. Ondanks dat het sturen van ongewenste ‘dickpics’ een veelvoorkomend fenomeen lijkt te zijn, blijkt uit de jurisprudentie dat veroordelingen daarvoor zelden voorkomen. Een zeldzaam voorbeeld vormt een zaak uit 2014, waarin een 60-jarige man via een chatprogramma ongevraagd naaktfoto’s van zichzelf naar een jonge vrouw had gestuurd. Hiervoor kreeg hij tachtig uur taakstraf opgelegd, waarvan veertig uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar [3]. Een reden voor het lage aantal veroordelingen voor het versturen van ongewenste ‘dickpics’ kan zijn dat er weinig aangiftes van worden gedaan, dat de officier er vaak voor kiest om niet te vervolgen of een combinatie van beide. Het is echter voorstelbaar dat in de toekomst meer ‘dickpic’-zaken voor de rechter zullen komen, als gevolg van (de opleving van) de #MeToo-beweging en de daarmee samenhangende aandacht voor delicten waar voornamelijk vrouwen het slachtoffer van lijken te zijn.


[1] WODC, Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel geweld 2020, te raadplegen op www.cbs.nl.
[2] Strafrechtadvocaat Job Knoester in het televisieprogramma Vandaag Inside, seizoen 1, aflevering 22 van 8 februari 2022.
[3] Rechtbank Oost-Brabant 28 juli 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:4311.